Eigenlijk had ik me voorgenomen om een tijdje rustig aan te doen met de discussie over de Superprovincie. Na het indienen van de provinciale zienswijze is immers het Kabinet aan zet om met een definitief wetsontwerp naar de Tweede Kamer te komen. De verwachting is dat dit pas na de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar zal gebeuren.
Dat ik nu toch schrijf over dit onderwerp is recente brief van het Kabinet aan de Eerste Kamer. De brief was het antwoord op een motie waarin de Senaat vroeg om nu eerst eens met een degelijke onderbouwing te komen alvorens de bestuurlijke inrichting van Nederland op lokaal, regionaal en provinciaal niveau zo ingrijpend te verbouwen.
Toen ik die brief las, was mijn eerste reactie dat het kabinet het ons nu wel erg makkelijk maakt. Wanneer de onderbouwing van de plannen voor de Superprovincie niet beter wordt dan dit, dan wordt de kans op succes wel heel erg klein. Leden uit de Eerste Kamer die ik afgelopen week sprak, waren er nog niet helemaal uit hoe deze laatste brief nu precies behandeld moet gaan worden. ‘Wat doe je met een kind dat al drie keer is gezakt voor een tentamen?’ vroeg SP senator Vliegenthart zich af. Kortom, deze week nog geen diploma voor de minister. De eerste geluiden uit de Senaat klinken dus pessimistisch voor het Kabinet.
Als ik kijk naar de inhoud van de brief dan valt op dat het, net als de eerdere stukken, vol staat met doelredeneringen. Het Kabinet schrijft opnieuw uitsluitend over de voordelen, maar staat geen moment stil bij de nadelen van zo een megafusie. Ook gaat men niet in op alternatieven, waarmee met veel minder moeite hetzelfde doel bereikt kan worden.
In antwoord op de vraag voor welk probleem de fusie nu precies een oplossing is, worden er nu wel een aantal onderwerpen opgesomd. Bij bestudering daarvan valt op dat het daarbij vooral gaat om problemen in de provincie Noord-Holland, verreweg de grootste van de drie provincies. Daardoor lijkt het of het Kabinet de problemen van juist de grootste provincie wil oplossen door deze nog groter te maken. Vanuit het Flevolandse perspectief, zou de conclusie dat Noord-Holland misschien een tikje te groot is geworden, eerder voor de hand liggen. Het probleem dat het Kabinet denkt op te lossen lijkt dus vooral in Noord-Holland te liggen. Dat verklaart wellicht waarom juist de bestuurders van deze provincie zo hard liepen om de fusie voor elkaar te krijgen.
Op één onderdeel is de brief van de minister heel duidelijk. Het Kabinet heeft besloten dat de stadsregio Amsterdam binnen de Superprovincie een belangrijke positie moet krijgen. Zo belangrijk zelfs dat deze regio van het Rijk ook in de toekomst eigen financiën krijgt om taken op het gebied van Verkeer en Vervoer uit te voeren. Zo behoudt de stadsregio de regie over het openbaar vervoer. Voor de Kamerfractie van de PvdA is dat winst, mijn partij is al heel lang voor een prominente rol van de stadsregio. Voor de voorstanders van de superprovincie is dit een flinke tegenvaller. Het Kabinet wil de provincie versterken door de fusie, maar haalt tegelijk weer een belangrijke kerntaak bij die nieuwe provincie weg.
Voor mijn collega's in Noord-Holland was het punt van de vervoersregio een belangrijke voorwaarde om door te gaan met de provinciefusie. Nu het Kabinet niet aan die voorwaarde lijkt te voldoen is een succesvolle fusie verder weg dan ooit.
Begin december bespreekt de Eerste Kamer de begroting Binnenlandse Zaken. Misschien is dat wel een heel goed moment om definitief de stekker uit de Superprovincie te trekken. Het zou de weg vrijmaken voor een vruchtbare discussie over een intensieve samenwerking binnen de Noordvleugel waar ik me met heel veel energie voor zal inzetten.
De tekst van de betreffende brief kunt via deze link terugvinden: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/publicaties/2013/11/14/reactie-motie-vliegenthart.html
Tot ziens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten