“Wachtlijsten in de jeugdzorg zijn funest. De gemeentelijke focus op preventie is ook daarom zo belangrijk”
20 januari 2015
“Binnen de regels en wetten waar we als provincie mee te maken hadden, hebben wij het maximale eruit gehaald. We hebben enorme verbeteringen gerealiseerd. De gemeenten krijgen nu binnen de nieuwe wet de mogelijkheid het nog beter te doen.” In een notendop is dat kern van de terugblik van IPO-bestuurder Marc Witteman op ruim twintig jaar provinciale jeugdzorg. Zijn eigen timing loopt gelijk met het afronden van zijn bestuurdersportefeuille: met de decentralisatie van de jeugdzorg per 1 januari verruilt Witteman de provincie Flevoland voor de burgemeesterspost in de gemeente Stichtse Vecht. “De provincie zonder jeugdzorg is niet meer hetzelfde. Het was de laatste taak waarvoor je als het ware bij de mensen thuis kwam. De gemeente staat dichter bij de mensen en dat spreekt mij erg aan. Het burgemeesterschap komt precies op het goede moment”.
Terug naar de jeugdzorg stelt Witteman dat de provincies met gepaste tevredenheid terug mogen kijken. “De provincies hebben een start gegeven aan de aanpak in het gezin. Met het nieuwe wettelijk kader – alles bij één overheidslaag - kan veel meer ingezet worden op preventie.” De zorgportefeuilles zijn bij de gemeenten qua budget groot. “Ik zie dat er stevige wethouders op deze portefeuille zitten. Dat geeft vertrouwen. Ik hoop wel dat ze niet alleen financieel op het beleid zullen sturen, maar ook juist oog hebben voor de praktijk. Dat ze gevoel krijgen met de doelgroep.” In zijn periode als IPO-bestuurder ging Witteman ook geregeld naar buiten. “Je hebt geen flauw idee waar je over praat als je dat niet doet. Een bezoek aan een gezinshuis, een medisch kinderdagverblijf, een jeugdinrichting. Je ziet daar dat het vaak gaat om heel kwetsbare kinderen die soms voor hun veiligheid afhankelijk zijn van de overheid. Dat motiveert om politiek te gaan voor de inhoud. Wethouders moeten dat ook doen.”
Het belang van de doelgroep heeft voor Witteman altijd voorop gestaan. Ook toen de eerste ideeën voor decentralisatie naar buiten kwamen. “De provincies verschilden toen nog van mening over een eventuele taakoverdracht, maar regering en Tweede Kamer hadden een duidelijke visie. Het was voor de doelgroep, de betrokkenen, veel beter als we zouden meewerken in plaats van toen de hakken in het zand te zetten. Daardoor hebben we actief mee kunnen doen aan de vormgeving van de decentralisatie en werd van ons geaccepteerd dat we kritisch waren ten opzichte van de kwaliteit”. In dit kader roemt Witteman de instelling van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (de TSJ). “De TSJ was onafhankelijk en kritisch, niet altijd populair. Het heeft de afgelopen periode zeker tot spanningen geleid tussen de opdrachtgevers (red: rijk, IPO en VNG). Vaak werd het IPO als een bondgenoot van de TSJ gezien. De TSJ heeft inderdaad zorgpunten geuit die wij ook al hadden aangekaart. Ik weet niet of je dat een bondgenoot maakt, of dat er simpelweg een kern van waarheid in onze vroege zorgen zat?”
Natuurlijk vindt ook Witteman dat elk kind in de jeugdzorg er één teveel is. “Er is nog veel verbetering nodig.” Maar blind zijn voor de geboekte vooruitgang vindt hij ook niet verstandig. Hij wijst op de structurele daling van kinderen op wachtlijsten in de afgelopen jaren. “Wachtlijsten in de jeugdzorg zijn funest, het probleem wordt alleen maar groter als een kind op een wachtlijst staat. De gemeentelijke focus op preventie is ook daarom zo belangrijk.” Een tweede voorbeeld noemt hij de daling van het aantal uithuisplaatsingen. Volgens Witteman laten de cijfers zien dat er de afgelopen jaren “meer zorg zonder budget” is gerealiseerd. De decentralisatie van de jeugdzorg bestempeld hij als een “belangrijke volgende stap”.
“Jeugdzorg is een onderwerp dat mensen bindt, ambtelijk en bestuurlijk. In ons portefeuillehouders overleg van de provincies waren bijna alle politieke stromingen vertegenwoordigd. Wij gingen gezamenlijk voor de inhoud”. Met trots vertelt hij dat ‘zijn’ bestuurlijke adviescommissie het allerhoogste opkomstpercentage heeft en dat alle jeugdzorg-gedeputeerden aanwezig waren op de afscheidsbijeenkomst. Witteman vond het prettig dat er ook een goede samenwerkingsrelatie was met de woordvoerders in de Kamer. Af en toe hekelde hij wel dat de “Kamerpolitiek niet altijd in het belang van de doelgroep stond”.
Zijn kennis over de jeugdzorg kan zeker van pas komen in zijn nieuwe functie. Met zijn benoeming tot burgemeester komt ook – net voor de Statenverkiezingen – een eind aan zijn lidmaatschap van het IPO-bestuur. Hij heeft naar eigen zeggen veel plezier gehad in de samenwerking. “Een kleine vijf jaar geleden lagen de loopgraven tussen de provincies nog half open. Nu zijn ze zeker dicht. De focus ligt op de kerntaken van de provincies en we richten ons op de gezamenlijke belangenbehartiging”. Als “vertegenwoordiger van een kleinere provincie” heeft Witteman de afgelopen tijd ervaren “hoe afhankelijk we van elkaar zijn. Bijvoorbeeld in de discussie over de vorming van de superprovincie, dan merk je hoe belangrijk het is dat we samen optrekken. En soms ook moet je schikken naar elkaars standpunt, dat hoort er ook bij. Het IPO zijn we samen en we kunnen niet zonder elkaar."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten