Het was tegen half drie vannacht toen ik bij het provinciehuis op de fiets naar huis stapte. Een groot rood boeket onder de snelbinders, ik kreeg dat van mijn eigen PvdA fractie na mijn herbenoeming als gedeputeerde. Een herbenoeming die wat mij betreft alles behalve vanzelfsprekend was. De worsteling die hieraan vooraf ging, wil ik hier graag toelichten.
Toen ik op 3 oktober jl. mijn ontslag aanbood, deed ik dat vol overtuiging. Provinciale Staten hadden immers de conclusie getrokken dat het college van Gedeputeerde Staten de Provinciale Staten op belangrijke momenten onvoldoende had geïnformeerd over risico's van de natuurontwikkeling Oostvaarderswold. Ondanks het feit dat dit vooral was gebeurd in de tijd voor mijn aantreden als gedeputeerde, was ik daarvoor toch verantwoordelijk. Zo werkt dat in de politiek.
Na dat ontslag kreeg ik heel veel reacties. Over het algemeen was er respect voor het besluit. Er waren ook behoorlijk wat reacties van mensen die vonden dat ik terug zou moeten komen. Meestal zeiden ze dat vanuit de overtuiging dat tussentijds weggaan ook nadelige gevolgen heeft voor belangrijke onderwerpen. Dat heeft me aan het denken gezet.
Behalve voor de ontwikkeling van het Oostvaarderswold heb ik me de afgelopen periode ook ingezet voor een aantal andere onderwerpen. Zo ben ik op verzoek van de Staten aan het werk gegaan om het financiële beheer beter op orde te brengen en heb ik samen met de gemeenten hard gewerkt aan de overdracht van de Jeugdzorgtaken. Voor beide onderwerpen kreeg ik van de Staten altijd veel steun. Voordat er een opvolger ingewerkt is, zal er veel kostbare tijd verloren kunnen gaan, wat voor de voortgang van beide onderwerpen nadelig zou zijn.
Toen ik ook vanuit mijn eigen partij het verzoek kreeg om door te gaan, ben ik dat serieus gaan overwegen. Doordat ik zelf ontslag had genomen zou mijn terugkeer alleen mogelijk zijn wanneer de leden van Provinciale Staten dat in meerderheid zouden beslissen. Op een of andere manier was dat wel een geruststellend gevoel. Wie anders dan onze volksvertegenwoordiging kan immers beter beoordelen of mijn terugkeer verantwoord was. Om een beetje de meningen te peilen, ben ik in gesprek gegaan met een flink aantal fractievoorzitters, zowel van de coalitie als de oppositie. Die gesprekken gaven me het gevoel dat een flinke meerderheid in beginsel bereid was om mijn terugkeer te ondersteunen. Voor mij was dat voldoende aanleiding om me, met steun van mijn eigen fractie, weer kandidaat te stellen.
Gisteravond was het dus zover. Na een intensief debat met de Staten over de uitkomsten van het onderzoek en de voor- en nadelen van mijn terugkeer, was het na middernacht tijd om te gaan stemmen. Van de 38 aanwezige Statenleden stemden er drie blanco, negen tegen en zesentwintig voor mijn terugkeer. In ieder geval ruim voldoende om weer als gedeputeerde geïnstalleerd te worden.
Tot ziens.
Marc, het zou extra opvallen als je bij een volgende gelegenheid als PvdA'er juist géén rode das zou dragen (liever nog een gewoner kloffie, al die streepjespakken versterken de afstand, terwijl je dat nou juist niet wil!)!
BeantwoordenVerwijderenJohn Steegh, Leiden
Toevallig dat je nu precies over mijn das begint. Voor aanvang droeg ik namelijk een blauwe das en de fractievoorzitter van de VVD een rode. Dat leverde hem commentaar op van de fractievoorzitter van de PVV die de conclusie trok dat de verschillen tussen VVD en PvdA steeds kleiner werden. Om ik dat misverstand niet wens te voeden hebben we van das gewisseld.
BeantwoordenVerwijderenAan het einde van het debat kreeg ik mijn blauwe das weer terug.